Zwemvereniging DAC uit Dedemsvaart bestaat dit jaar 50 jaar. Sinds een paar jaar zwemt mijn dochter ook bij deze vereniging. Ik heb ongeveer dertig jaar geleden gezwommen bij deze vereniging. Met het jubileumfeest in het vooruitzicht wil ik eens terugblikken op mijn periode bij deze geweldige vereniging. Want dat is het. De sfeer is perfect en dat is de basis van de vele successen die de club en haar leden heeft behaald.
Ik zwom hier vanaf de begin jaren tachtig tot eind jaren tachtig. Dat was de tijd dat we als clubkleding nog in badjassen rondliepen. Ik was een verlegen dromerig ventje van een jaar of zeven dat na zijn zwemdiploma B op zwemmen ging. Daar word je een kerel van, zei mijn moeder. En dat klopte. Want als je ergens moet afzien, is het tijdens zwemtrainingen. Een uur of nog langer vrijwel onafgebroken in het water zwemmen met een flink tempo. In de zomer zwommen we in het buitenbad van Dedemsvaart, ’t Keerpunt. Deze was vijftig meter lang! Sommige mensen wandelen dat op een dag niet eens. De jonkies zullen het niet meer weten, maar waar nu de speeltuin aan de Diepenbrockstraat in Dedemsvaart is, was vroeger de ingang. En als je nu midden in de Anton van der Horststraat gaat staan, stond je 25 jaar geleden nog midden in het zwembad. Of bij de heer Lameijer op schoot in zijn uitkijktoren. De heer Lameijer was de Louis van Gaal van ’t Keerpunt. Streng maar rechtvaardig.
We zwommen van april tot september in de buitenlucht. Het was vaak zo koud, dat wij alleen in het water lagen. Het zwembad was uitgestorven. Geregeld zat er iemand met een zwembril vol tranen aan de kant geplakt. Verkleumd tot op het bot, maar we gingen door. Ik had het dan zo koud, dat ik bij het afdrogen na de training naar beneden keek en dacht dat ik een geslachtsverandering had ondergaan. Formaat garnaal. Geen gamba, nee de Nederlandse garnaal. De kleinste garnaal van allemaal.
‘s Winters gingen we door weer en wind met de bus naar Hoogeveen. De heer Pit reed ons in zo’n ouderwetse gele DVM bus naar Hoogeveen. We zwommen in het overdekte bad van Hoogeveen, de Dolfijn. Minstens twee keer in de week. Hard trainen en tijdens de heen- en terugreis flink ouwehoeren. Op de terugweg konden we niet meer naar buiten kijken, omdat de ramen volledig beslagen waren door al die natte bossen haar. De scene met de koets in de Titanic was er niets bij.
Nu ik het toch over romantiek heb, wil ik opmerken dat DAC niet alleen een kweekvijver voor talent is, maar ook van relaties. Menig kalverliefde, maar ook meer stabiele relaties zijn binnen de club ontstaan. Was het niet tijdens de busritjes, dan wel tijdens de vele wedstrijden, kampen, toernooien of de Bonte Avond. Deze waren stuk voor stuk legendarisch. En dat zijn ze nog. Veel lol en hard zwemmen. We kwamen overal. Zwemwedstrijden in Vroomshoop, Denekamp, Kampen, Vriezenveen, Nijverdal, Nordhorn. Het internationale toernooi in Nordhorn wordt nog steeds bezocht. Wordt daar nog steeds de Schwarzwalder Kirsch taart gegeten? Proefondervindelijk heb ik mogen ontdekken dat je deze taart niet 5 minuten voor de finale van de honderd meter rugslag moet eten. Die taart ben ik tijdens de wedstrijd drie keer tegengekomen. Wel goud gepakt overigens. Daarnaast was er ook vaak in de herfstvakantie een trainingskamp. Ik kan me die op Vlieland nog herinneren. Twee keer per dag zwommen we ons het zwart voor de ogen. Tussendoor liepen we nog een stuk of wat marathons en als er dan nog tijd was doken we een paar uur het krachthonk in. En daar tussen in? Je raad het al. Schik maken.
Ik was er in de jaren tachtig, de tijd van Mildred en Marianne Muis. Dat waren de dames die in 1988 zilver haalden op de Olympische Spelen van Seoul met de estafette 4×100 meter vrije slag. Ik heb training gehad van Arend van Faassen, John Romkes en Monique Bergsma maar ook van andere legendes, zoals de heren Eggink en Pit. Het was een fantastische tijd. De trainers wisten ons maximaal te motiveren. Zowel tijdens de trainingen als de wedstrijden. En die hadden we beide genoeg. Naast de ‘natte’ trainingen was er ook altijd de ‘krachttraining’ in de gymzaal aan de Buizerdweg. Werd je in een uur per week nog even vakkundig getransformeerd naar bodybuilder. Fitter dan toen, ben ik eigenlijk nooit meer geweest.
Mijn leeftijdgenoten waar ik toen mee zwom, waren Bjorn Aaldering, Barry Bremmer, Sindy Wolthuis, Peggy Kosse de zusjes Hoogenkamp en Claudia Botter. Wij lagen vaak tijdens de trainingen bij elkaar in een baan, de ouderen lagen een baan ‘hoger’. Dat waren onder andere de broers Wassink, Arjan Smit, Jeroen Klunder, Alfred Grit, Gerard Varwijk, Edward Vernhout, Wim Wolthuis, Bas Kosse, André Dijsselhof, de zusjes Supheert, Ina van de Velde, Janneke Ringeling, Gert Boessenkool, Ingeborg Hettinga en nog veel meer. Die oudere garde was heel belangrijk overigens.
Ze gaven ons tips, waardevolle tips. Dat had er alles mee te maken dat we minder talent hadden dan de Muisjes. Tijdens het inzwemmen bij wedstrijden kun je de lijn al ‘strak’ leggen bijvoorbeeld, zodat je deze bij de wedstrijd tijdens de rugslag kunt gebruiken om je een paar keer af te zetten. Je moet toch wat, als je vindingrijkheid groter is dan je talent! Dat je op de zwemclub een echte kerel werd, merkte je niet alleen aan je doorzettingsvermogen. Ook de hormonen kwamen vanzelf. Veel meiden vroegen zich vaak af waarom ze geregeld voor de jonge mannen mochten zwemmen. Wij jonge mannen gaven dan aan dat ze te snel gingen. Ik wil dit na al die jaren rechtzetten. Ik wil het uitleggen. De enige reden was, dat we konden genieten van het uitzicht. Het had vanzelfsprekend niets te maken met snelheid!